Waar we over praten als we over Carver praten
bij Een kleine weldaad: alle verhalen van Raymond Carver in vertaling van Sjaak Commandeur
Toen Raymond Carver in 1976 zijn eerste verhalenbundel publiceerde, had hij er al zo’n negen levens opzitten. Hij was postbezorger geweest, conciërge en bibliotheek-assistent. Hij had als piepjonge vader in een houtzagerij gewerkt en was als gastdocent aan de fameuze Iowa Writers Workshop verbonden geweest. Zijn eerste huwelijk was stukgelopen, zijn tweede een feit. Na een jarenlange alcoholverslaving was hij eindelijk van de drank af. Hij had twee dichtbundels gepubliceerd, een paar van zijn verhalen waren in Esquire verschenen. Met de publicatie van Will you please be quiet, please begon Carvers leven als een van de meest geliefde verhalenschrijvers van Amerika – de Tsjechov van Suburbia.
Gaat het over Carver, dan gaat het onvermijdelijk over zijn stijl en zijn eerste redacteur, Gordon Lish. De man die verantwoordelijk was voor Carvers doorbraak én de man die titels veranderde, eindes herschreef en eindeloos bleef schrappen. Maar waar hebben we het over als we het over Carvers stijl hebben? Verplaatst u zich eens in mij begint zo: ‘De telefoon ging terwijl hij aan het stofzuigen was.’ Jerry en Molly en Sam zo: ‘Volgens Al zat er niets anders op. Hij moest de hond zien te lozen zonder dat Betty of de kinderen er wat van merkten.’ Korte zinnen dus, doodgewone woorden. Geen sfeerimpressies of beeldspraak, geen inleiding of aanloop. Dit is de taal waarin we elkaar verhalen vertellen. ’s Ochtends, als we vanachter een kop koffie een droom oprakelen of ’s avonds, als we boven lege borden iets proberen te duiden. Simpel en gewoon als dat.
Die verhalen worden hier verteld door postbodes, serveersters, vertegenwoordigers en boekhouders. Drinkende mannen, eenzame vrouwen, onbegrepen kinderen. Waar ze precies vandaan komen weten we niet. Waar ze naartoe gaan evenmin. Carver brengt alles – plot, taal en karakter – terug tot dit specifieke moment, dit godverlaten hier en nu. Dat geeft zijn verhalen iets dwingends en iets onontkoombaars. Hier is iemand aan het woord die zijn verhaal kwijt moet, hoe vreemd of stompzinnig dat verhaal in eerste instantie ook lijkt.
Er is vaak beweerd dat er niets gebeurd in Carvers verhalen: een hardnekkig misverstand. Carvers personages schrijven misschien geen geschiedenis maar de merkwaardige voorvallen die als een rode draad door zijn werk lopen, zetten wel degelijk iets in gang. Met zo’n voorval – vaak een vreemde ontmoeting of een onbeduidend telefoongesprek – vindt er een verschuiving plaats. Personages doen iets wat niet strookt met hun zelfbeeld, ze horen zichzelf iets zeggen waar ze versteld van staan of ze worden bevangen door een onbestemd maar fundamenteel gevoel. Je zou kunnen zeggen dat ze daarmee iets over zichzelf leren maar het zijn geen lessen die wijsheid of praktische kennis in de hand werken. Vaak blijven ze ontredderd of verwordend steken achter de laatste, finale zin. Wat is hier precies gebeurd? Wat heb ik in godsnaam meegemaakt?
Ze staan niet alleen, ze zijn net zo verbijsterd als de lezer. En voor die lezer zit er maar één ding op: terugbladeren, herlezen. Carver heeft geen antwoorden – gelukkig niet. Zijn domein is het onzegbare, het onbestemde. En dat te midden van aanmaningen, asbakken en systeemplafonds. Wat zou je malen om antwoorden als je dit soort verhalen hebt?
Levi Olthof
Boekverkoper De Nwe Bengel
( zie ook zijn andere recensies op onze website www.debengelonline.nl)